Lobby – de boeren moeten in de leer bij de jagers

IMG_1823

“Ik moet eerlijk zeggen: die jagers, die hebben het goed voor elkaar.”

Zaterdagavond ben ik op een semi-extravagant retrodiscofeest (tsja) in de hoofdstad, en stomtoevallig tref ik een jongedame die mijn naam ergens van kent. Ze heeft mijn reportage over de jagende vrouwen bij RadioEénVandaag in de voorgaande week gehoord.

Ze blijkt iets met communicatie en PR te doen bij de Partij voor de Dieren.

“De meeste partijen die we tegenover ons krijgen, die kunnen we goed aan. Maar de jagers, dat zijn slimme, hoog opgeleide en mediagenieke types. Daar winnen we het niet van,” zegt het communicatiemeisje.

Ze vertelt met een importbiertje in haar hand dat ze een kater heeft. Ik zeg dat ik boerenzoon ben en dat de Partij voor de Dieren niet mijn favoriet is. Ik vind het handige mediaspelers, die gemakkelijk scoren bij groepen die hun PR minder goed voor elkaar hebben. Zoals boeren.

“Bij de boeren heb ik wel eens medelijden. Die vent in Zembla laatst, dat was gewoon een lomperik.”

Dat vind ik niet. Maar ik begrijp die perceptie heel goed.

Van Dorp, de geïnterviewde boer uit Hazerswoude in Zembla, heeft laten zien wat er op een modern boerenbedrijf gebeurt. De aanleiding voor het tweedelige verslag (vanavond deel II) is dat het melkquotum onlangs is afgeschaft. De reportage buigt echter totaal af naar een Dierenlobbyverhaal.

De meest ‘dramatische’ scene’s in Zembla betreft het onthoornen van kalfjes, het scheiden van een pasgeboren kalf van de moeder en een wat mager aandoende koe die een hoge productie heeft. Als je een beetje ingevoerd bent – en dat ben ik – dan weet je dat dit helemaal geen dramatische zaken zijn. Dat kan je een kind uitleggen. Dat doet Zembla niet.

Bovendien zijn dat toevallig precies dingen die al vijftig jaar op boerenbedrijven gebeuren, en geen noviteiten zijn in verband met het afschaffen van het melkquotum. Waarom zit dat in de Zembla-reportage?

Juist. Omdat het dient als ‘bewijs’ dat de afschaffing van het melkquotum zorgt voor verslechterd dierenwelzijn in de melkveehouderij: afschaffing quotum -> schaalvergroting boerenbedrijven -> hogere melkproductie -> koeien zijn slechter af.

Precies, maar dan ook exact, het verhaaltje dat de Dierenlobby al jaren verkoopt. Of het waar is? Ik denk van niet.

Maar Van Dorp wilde het eerlijke verhaal van een moderne melkveehouderij laten zien. Het is boer eigen: kom maar, ik laat het je zien. Sterker nog: ik heb zelf zulke excursies wel ondernomen naar het bedrijf van mijn zus en zwager. En dan zit er geen editor tussen met zijn rijtje van de Dierenlobby die selectief laat zien wat er gebeurt.

Nu wel. Ik neem dat Zembla best wel kwalijk: samen met de Dierenlobby iemand aanvallen die openheid van zaken geeft.

Daar heeft de Dierenlobby geen last van. De reclamefilmpjes van Friesland Campina worden gekraakt, terwijl de reclamefilmpjes van de Dierenlobby onbesproken blijven.

Het gaat me aan het hart, maar de boeren kunnen maar beter een voorbeeld nemen aan de jagers en de producenten van bijvoorbeeld cola: vertel nooit het hele verhaal, wees selectief eerlijk en geef nimmer een kijkje in de keuken.

Unilever, Sara Lee en Coca Cola geven nooit een kijkje in de keuken. Dat schijnen we allemaal heel normaal te vinden, Zembla incluis.

Goed gedaan, communicatiemeisjes… De boeren moeten in de leer bij de jagers.

Klaas Jellema (1943-2015)

Omke Klaas Jellema is twee dagen geleden overleden. Een dierbare oom en een markante man die een bijzonder leven heeft geleid. Fries en man van de wereld, boerenzoon en ingenieur, gelovig en wichelroedeloper, ondeugend en warm.

Klaas Jellema was de oudste zoon van pake Botte, die boer was in de buurt van Sneek. Klaas ging niet op de boerderij werken, maar ging studeren, aan de Technische Universiteit in Delft.

Vervangende dienstplicht bracht ir. Klaas Jellema op het spoor van het ontwikkelingswerk, waar hij vijfendertig jaar van zijn leven aan besteedde. Hij werkte in Zambia, Malawi, Zimbabwe, Rwanda, Uganda, Sudan en Angola.

Zijn kinderen zijn in Afrika geboren, waaronder mijn neef, vriend, naam- en stadsgenoot Botte Jellema.

In de jaren ’80 en ’90 kwam om de twee jaar het hele gezin over naar Nederland. Ze bezochten familie en vrienden, en logeerden dan in de zomer in een oude stacaravan – het ‘wielenhuisje’ – op het erf van de boerderij van mijn ouders.

Het waren heerlijke zomers en ik keek er altijd naar uit om de familie weer te zien; de kinderen speelden allemaal instrumenten en vonden het fantastisch om op de boerderij te zijn. Moeder Marion als rustgevende rots in de branding en vader Klaas als vat vol verhalen, plagerijtjes, wijsheden en stiekem ook wat kattekwaad.

Voor mij, iemand die een beschermde opvoeding genoot op het Friese platteland, waren de verhalen van Klaas en zijn familie exotisch. Ik heb hem altijd gezien als een onwaarschijnlijke avonturier. En als iemand die altijd kritische vragen stelde, iemand met een groot rechtvaardigheidsgevoel.

Van het werk van Klaas en Marion werden we op de hoogte gehouden met rondzendbrieven, en af en toe een cassettebandje. Verhalen over met jeeps de jungle in trekken, over apen en bananenbomen in de tuin, over hulporganisaties; ik begreep daar toentertijd weinig van, maar de wichelroede zal ik niet vergeten.

In de genoemde Afrikaanse landen wist hij daarmee water te vinden, om er putten te slaan. In dat droge Afrika, dat ik van het journaal kende, vond mijn omke Klaas water! Magisch.

Klaas werkte ook in oorlogsgebieden. Ik hoorde de laatste jaren de verhalen met name van zijn zoon Botte. Het was een paar keer flink gevaarlijk. Dat heeft hij overleefd.

Maar toen hij na zijn pensionering weer in Friesland ging wonen, ging het niet goed.

Verschillende gemene ziektes sloopten langzaam zijn lichaam en geest. Ik zag hem nog slechts enkele keren, en soms belde hij me op. Door de medicatie en de ziekte lukte het niet altijd om een gesprek te voeren. Maar altijd was er nog die vonk, ergens, soms heel ver weg, maar toch.

Klaas en Marion werden in 2006 in hun gemeente Opsterland gehuldigd met een lintje: Lid in de Orde van Oranje Nassau. Klaas heeft over de hele wereld vrienden.

Zijn dochter Pleuntje schrijft op facebook: ‘He embraced all God’s people from every walk of life and his faith could be seen in a stubborn, passionate commitment to justice in every aspect of his life.’

Het is verdrietig dat hij niet in gezondheid ouder mocht worden. Ik bewaar bijzondere herinneringen aan Klaas Jellema. Ik heb altijd graag over hem verteld, en dat zal ik blijven doen.

Mijn tweede naam is Klaas, en ik ben trots op de man naar wie ik ben vernoemd.

Rêst sacht, leave omke.

D’Angelo in Paradiso *****

Eén keer per jaar overviel het me: hoe zou het met D’Angelo zijn? De man die ik in 2000 dat onvergetelijke optreden op North Sea Jazz zag geven.

Dan googlede ik hem, en kwam er achter dat zijn nieuwe album toch echt op het punt stond om uit te komen. Om er daarna een jaar niets meer over te horen. Of om te lezen dat hij was opgepakt voor drugsbezit, of zijn auto in de prak had gereden. Maar geen muziek.

Tot eind 2014 het er toch ineens was: Black Messiah. Het album oogstte meteen veel lof en werd ook veel besproken. Maar, dankzij mijn niet-aflatende D’Angelo-gegoogle, ontdekte ik in oktober al dat hij naar Paradiso zou komen om op te treden.

Ik smeet er meteen meer dan zeventig euro op stuk. En dat was maar goed ook. Want na de release van zijn album ging het hard met de kaarten – er kwamen twee extra concerten bij in Nederland en alles was in een mum van tijd uitverkocht. Gisteravond was het zo ver: het eerste concert van D’Angelo And The Vanguard in Paradiso, The Second Coming tour.

En het was briljant.

Meneer begon bijna een uur later dan de bedoeling was, maar dat waren we onderhand wel gewend. Daarna volgde een show die tweeëneenhalf uur zou duren, met twee toegiften die meer leken op een tweede en derde set – omdat ze ieder nog een half uur extra muziek waren.

IMG_1466

Het gespeelde was een mix van Black Messiah en oudere hits, met een grote nadruk op het eerste. De setlist verschijnt vast hier nog wel. Bij beluistering van het album heb ik vaak gedacht: hoe zou hij dat in vredesnaam op het podium willen doen. Maar daar heeft hij zelf geen enkele moeite mee.

En dat zit ‘m vooral hier in: hij is een van de beste popmuzikanten op de wereld.

De stem van D’Angelo kan grommen, gillen, grunten, zonder dat zijn prachtige falset er onder lijdt. Hij kan funken, rocken, en daarna een gevoelige ballad inzetten en het is allemaal geloofwaardig en goed. De meester van de Neo-Soul doet dingen met zijn stem, dat ik dacht: jongen, je moet morgen nog een keer, en overmorgen weer, zou je dat nou wel… maar gelukkig wel.

Zijn timing is magistraal en de controle over zijn band is iets waar je alleen maar kippenvel van kan krijgen.

HIMG_1463et zegt net zoveel over de kwaliteiten van zijn muzikanten trouwens, maar als je je band in een dik funknummer in één klap stil kan leggen, en per maat met het opsteken van een aantal vingers het zelfde aantal accenten kan laten spelen in een razend tempo, en je doet dat niet twee of drie keer, maar dertig keer… en als je dan ter afsluiting in je microfoon roept ’twentyseven and a half’ en je hoort dan zevenentwintig en een half accent… ja. Diep respect.

D’Angelo speelde halverwege het optreden twee indrukwekkende nummers achter elkaar.

The Charade is het centrale nummer van Black Messiah, met de kernzin ‘All we wanted was a chance to talk, instead we got outlined in chalk‘; een aanklacht tegen de behandeling van zwarte mensen in Amerika. Zeer actueel geworden door de tragische gebeurtenissen in Ferguson, eind vorig jaar. D’Angelo speelde dat nummer met een opgeknoopte, bezoedelde, vermoeide Amerikaanse vlag op zijn rug. Een vuist in de lucht. Ingehouden gitaar, prachtige harmonieën, een verstikt afgebroken refrein… Dat zorgde voor kippenvel.

Het tweede nummer, meteen daar achteraan, was Sugah Daddy. Een funkfeestje, waarin D’Angelo laat zien dat hij Prince, Michael Jackson en James Brown naar de kroon steekt.

Het dak ging er af.

IMG_1458Vanuit de zaal was er grote waardering voor de muzikanten. Het mooist was dat te horen bij de afsluiter, een uitgesponnen versie van ‘Untitled (How Does It Feel)’, waarbij de muzikanten één voor één het podium verlaten. Op het laatst staan alleen D’Angelo en zijn oerdegelijke, trouwe maatje bassist Pino Palladino er nog. Palladino krijgt een moment om te soleren, en in de stilte roept iemand uit de zaal keihard “Pino we love you”, waarna heel Paradiso in juichen uitbarst en Pino een grote glimlach krijgt… prachtig.

Tweeëneenhalf uur heb ik in de muziek gezeten, niets leidde af.

De muzikanten van D’Angelo’s nieuwe band The Vanguard (met dus wel oude vertrouwde Palladino) speelden oerdegelijk, vrolijk, interessant, speels en betrouwbaar, het was een lust voor het oor.

IMG_1468En D’Angelo. Niet alleen heeft hij zich hernomen door na vijftien jaar een briljant album af te leveren, ook heeft hij zichzelf hervonden. Hij is inmiddels 41, en ziet er fantastisch uit.

Een glimlach zo breed als het podium van Paradiso, energiek alsof er nooit wat is gebeurd, een feestje bouwend, een boodschap verkondigend, controle hebbend, grappen makend, flirtend… en dan zo muzikaal zijn.

Magistraal.

Cynisme

Je Suis Charlie

PvdA fractievoorzitter Diederik Samsom was op de Dam om zijn steun te betuigen aan de politiemensen, cartoonisten en journalisten. Ik vroeg hem oa. of hij een boodschap had voor de Nederlandse stripmakers. Vanavond hoor je wat hij zei in VPRO Nooit Meer Slapen om ongeveer half twee op NPO Radio 1.

De dag na de verschrikkelijke aanslag op de redactie van het satirische blad Charlie Hebdo werden er overal in de wereld demonstraties gehouden. In Amsterdam kwamen 18.000 mensen bij elkaar om hun steun te betuigen aan de de slachtoffers en nabestaanden van de terreuraanslag. Onze Nachtcorrespondent Botte Jellema was er ook en sprak o.a. PvdA fractievoorzitter Diederik Samsom.