Wat Blijft over Bernard Haitink

Bernard Haitink was een van de grootste dirigenten ter wereld en werd door musici een tovenaar genoemd. Wat was zijn magie? Botte Jellema volgt zijn spoor terug met altviolist en jeugdvriend Wim ten Have, violist bij het Concertgebouworkest Caroline Strumphler, en de jonge dirigent Manoj Kamps.

Wat Blijft is een podcast van HUMAN en NPO Radio 1.

Paul

In oktober 2021 overleed de vader van mijn podcastmaatje Ype. Hij vertelde er over in een podcastaflevering van de Eeuw van de Amateur, waar we veel goede reacties op hebben gekregen.

Je kan ‘m hier luisteren, of natuurlijk in je podcastapp.

Sweelinck Nu – een podcastserie voor NTR Radio 4

16 oktober 2021 – Amsterdam

In de aanloop naar de 400e sterfdag van de Nederlandse componist Jan Pieterszoon Sweelinck presenteren NPO Radio 4 en de NTR een vijfdelige podcastserie over Sweelinck, gemaakt door Tineke Steenbrink en Botte Jellema. Tineke is organist en klavecinist, en een van de oprichters van Holland Baroque; Botte is journalist en podcastmaker, met een groot hart voor muziek.

De serie is ook te vinden als onderdeel van ‘Het Verhaal’ bij Apple Podcasts, Google Podcasts en Spotify.

Aflevering 1: De Bach van Nederland

Jan-Pieterszoon Sweelinck is vierhonderd jaar geleden overleden. Tineke Steenbrink vindt hem de grootste Nederlandse componist, maar hij lijkt wel te worden vergeten. Botte Jellema loopt tegen een aantal problemen aan, wanneer hij zich verdiept in Sweelinck.

Aflevering 2: Sweelinck hield zijn mond

Componist en organist Sweelinck leefde in een van de roerigste tijden in de Nederlandse geschiedenis. De gebeurtenissen tijdens zijn leven voelen als een throw back naar de lessen Geschiedenis op de middelbare school. Het was geen ongevaarlijke tijd, met religieuze twisten, en dat kon er wel eens voor hebben gezorgd dat Sweelinck zweeg.

Aflevering 3: Het orgel

Sweelinck was organist in de Oude Kerk, die midden op de Amsterdamse Wallen staat. Tineke en Botte nemen een kijkje in de kerk, en doen daar een aantal ontdekkingen over Sweelinck’s graf, de kerk en zijn orgel. Ook bewandelen ze de trap waar Sweelinck ooit liep.

Aflevering 4: Sweelinck’s muziek spelen

Omdat Sweelinck leefde in een vroege periode in de klassieke muziek, bestaat zijn repertoire uit werk voor zangers, klavecimbel en kerkorgel. Die twee klavierinstrumenten zijn, met alle respect, niet meer de populairste. Dus onderzoeken Tineke en Botte of je de muziek van Sweelinck aan de man (m/v) zou kunnen brengen door het te spelen op de populaire piano.

Aflevering 5: De erfenis

Er is in Nederland een afstammeling van Sweelinck, die nota bene ook nog liedkunstenaar is: singer/songwriter Stef Bos. Tineke en Botte praten met hem, en horen zo een gepassioneerd verhaal van een bewonderaar van de grootste componist die Nederland heeft gehad.

Nog 1 dag – een beugel tijdens een pandemie

“We zijn hier niet anders gewend,” zei de orthodontistassistent, toen ik in maart 2020 de onwennig lege praktijk binnen stapte. Ik had last van een van de staafjes in mijn mond, maar had een mail van de receptie gekregen dat de praktijk voorlopig dicht zou zijn, in het kader van de bestrijding van het coronavirus. Ik weet dat dit in het licht van de hele pandemie een beetje ridicuul klinkt, maar voor mij was er wel een zorg extra: wat voor invloed heeft dit op de behandeling.

De praktijk was alleen open voor ‘reparaties’. Die zijn er altijd; slotjes kunnen los springen als je iets te hards eet of zo. Voor dat soort dingen kon je dus terecht. Ook voor de assistenten was de situatie vreemd. Ik zei dat de maatregelen voor hun werk vast vervelend zijn, maar toen zei ze dus dat het voor hen vrij normaal is om hygiënisch te werken. Daar had ze natuurlijk gelijk in.

De praktijk ging in de loop van april toch weer open. Wel met veel minder patiënten ineens, al die stoelen lagen nooit meer vol, zoals ik voordien wel had gezien. De praktijk deed alles mooi en goed, als je het mij vraagt, maar het maakte me wel wat ongemakkelijk. Het is toch een plek waar dagelijks veel pubers doorheen komen; een groep die zelf nauwelijks merkt als ze corona hebben, maar die wel anderen kunnen besmetten. En we zijn het nu al weer vergeten, maar het duurde heel lang voordat het testen goed liep. Veel was in het begin een beetje een gok.

Vervelend was ook dat de prijs voor de behandelingen met 10% omhoog ging, vanwege de extra hygiënemaatregelen. Dus die waren bij nader inzien toch meer dan ze gewend waren… De verhoging was afgesproken met verzekeraars, schreef de praktijk in een mail, wat je kennelijk maar hebt te slikken wanneer je de facturen niet naar een verzekeraar kan doorsturen, zoals ik.

De pandemie had ook voordelen voor mijn beugelbehandeling. Er gingen niet veel andere virussen rond, waardoor ik ook nauwelijks verkouden ben geweest. En verkouden zijn met een beugel in, is extra vervelend; wang en tong raken dan extra geïrriteerd door de stangetjes in je mond. Verder moesten we op een gegeven moment overal een mondkapje dragen. Daardoor was de beugel minder zichtbaar. Ook waren er nauwelijks etentjes en dergelijke, en ook dat scheelde: eten met een beugel is gedoe, ook tussendoortjes, en je kan op opvallend weinig plaatsen rustig tandenpoetsen.

Wel probeerde ik nu, in de laatste dagen voor het verwijderen van de beugel, nog eens extra uit alle macht geen corona op te lopen. Want ik zou echt extreem chagrijnig worden als de beugel er niet uit kan omdat ik in quarantaine zit. Je kan je voorstellen hoe ongelooflijk zenuwachtig ik werd van de oplopende besmettingen in juli, door die onnozele coronabehangers van een Mark en Hugo. Het is wat het is: ik had een beugel tijdens een pandemie.

Nog 1 nachtje slapen. Morgen gaat-ie er uit, na twee jaar. Ruim honderd weken. 722 dagen. 22 keer aanspannen bij de orthodontist. Het is lang geleden dat ik ergens zo naar uit heb gekeken als dit. Ik ben opgewonden als een kind voor een verjaardag. Eigenlijk zou ik als cadeau een nieuwe fiets voor mezelf moeten kopen.


In de laatste week dat ik een beugel droeg, schreef ik elke dag een blog over het dragen van een beugel als volwassene. Hier lees je het eerste blogje in de serie, en hier het laatste.

Nog 2 dagen – zoenen

In mijn computer staat een mapje met foto’s die ik zelf van mijn tanden heb genomen. De eerste is van de dag voordat er een tand en een kies werden getrokken. Dan een van toen mijn beugel er net in zat. En daarna van elke keer dat ik naar de orthodontist ging. Je ziet hoe mijn tanden verschuiven. Een millimeter per maand, zei mijn orthodontist. Maar zeker in de eerste maanden ging het razendsnel.

Het gat dat ik beneden in het midden had, was na een half jaar nagenoeg dicht. Mijn boventanden kregen al snel zoveel ruimte, dat ze weer netjes naast elkaar konden staan, in plaats van voor elkaar langs. Elke vijf weken had ik een afspraak bij mijn orthodontist. Dan werden de slotjes van de beugel open gemaakt, en ging de stalen draad er uit. De orthodontist boog dan een nieuwe draad in een vorm, en die werd er dan weer in geklikt.

Dat was elke keer weer pijnlijk. Niet alleen in het begin; dat bleef zo tot een paar maanden geleden. Later kwamen er nieuwe pijnveroorzakers bij. Zoals een soortement kunststof kettinkje dat over de draad en de slotjes heen werd gespannen. En kleine ronde elastiekjes die ik zelf aan moest brengen tussen de bovenbeugel en de onderbeugel, bij mijn hoektanden. Of minuscuul kleine staaldraadjes die over de slotjes werden gespannen. Ze hebben een heel arsenaal aan martelwerktuigen, daar.

Tanden verschuiven langzaam. Dus vaak had ik het lange tijd niet door, maar dan was er ineens een realisatie voor de spiegel: verrek, ze staan recht! En ja, daar was het natuurlijk om begonnen, maar als het dan daadwerkelijk is te zien, is dat wel even een geluksmomentje. Mijn tanden hebben in mijn hele leven nog nooit recht gestaan. Na zes maanden hield ik al weer op met foto’s maken. Er gebeurde nog steeds veel aan de stand van de tanden, maar op de foto’s was het niet meer te zien. 

De beugel was wel te zien. En ik kan je vertellen dat het een conversation piece is. Zoveel mensen die wilde weten hoe het is, en regelmatig mensen die het zelf ook overwogen. Ik moest af en toe denken aan de tijd dat ik motor reed; motorrijders groeten elkaar op de weg. Meestal met een opgestoken hand, soms met een knikje met de helm, of anders met het uit steken van een voet. Een soort verstandhouding met collega’s slash lotgenoten, een crew waar je automatisch bij hoort (zolang je geen automaat of driewieler rijdt). Met beugeldragers voelde het soms net zo, ‘hey, jij ook’. Dat is leuk. Het was waarschijnlijk nog leuker geweest als we niet driekwart van de tijd dat ik een beugel had nauwelijks iemand tegen kwamen omdat we in een lockdown zaten, natuurlijk.

In de zomer van 2020 wilde ik proberen of zoiets dan misschien ook werkt op dating apps. Ik plaatste een foto waar ik lachend op stond, en waar je dus mijn beugel zag. Er was een andere jongeman, niet ver uit de buurt, die dat ook had. En ja, dat leverde al een leuk gesprekje op; we wilden allebei zelf wel eens voelen hoe het is om met iemand te zoenen die een beugel heeft. Dat is er uiteindelijk niet van gekomen, maar grappig was het wel. Misschien moet ik die foto nog even toevoegen aan dat mapje op mijn computer.


In de laatste week dat ik een beugel droeg, schreef ik elke dag een blog over het dragen van een beugel als volwassene. Hier lees je het eerste blogje in de serie, en hier het volgende.

Nog 3 dagen – lippen opspuiten, borstvergroting en liposuctie

Exact een jaar geleden stond dit artikel in De Volkskrant: ‘Steeds meer mensen dragen een beugel: zijn ze echt altijd nodig?’ Een stuk van Aliëtte Jonkers, waarmee de weekendkrant opende en dat stond afgedrukt in het wetenschapskatern. Ik had mijn beugel toen ongeveer een jaar.

‘Bijna de helft van de jongeren krijgt tegenwoordig een beugel. Nu is ook bij volwassenen de beugel aan een opmars bezig. Zijn al die ingrepen echt medisch noodzakelijk? ‘Bij de helft is het puur cosmetisch en valt het in dezelfde categorie als lippen opspuiten, borstvergrotingen en liposuctie.’’

Jonkers schetst een dichotomie: een beugel is noodzaak of het is luxe. Dan gaat ze op zoek naar wat de exacte voorwaarden zijn voor noodzaak voor het veranderen van de stand van de tanden, en wat een ‘ideale beet’ is. Die bestaan niet, concludeert Jonker. Ze heeft een hoogleraar gevonden die in 2007 heeft gezegd dat bij hooguit 20 procent van de kinderen de onderste en bovenste kiezen niet goed op elkaar staan, en er bij orthodontie in zijn ogen ‘een overdreven nadruk op esthetiek’ is: ‘Een mooie smile alleen is geen behandeldoel.’

Onomwonden luxe dus, en Jonkers noteert uit de mond van een hoogleraar aan de ACTA (Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam, waar ik mijn second opinion haalde) de, nogal wat mildere, conclusie dat een beugelbehandeling in de helft van de gevallen puur cosmetisch is in Nederland. En dat is dus evident slecht, zo stijgt op uit het artikel van Jonkers.

Ik begrijp dat er geen ideale tandenset bestaat, aan de hand waarvan je kan afmeten in hoeverre iemands mond er van afwijkt, zodat je een ‘noodzaak’ kan formuleren. Maar, en dit is mijn punt, niet alles dat geen noodzaak is, is dan ook maar meteen overbodige luxe. Het is een vals dilemma, een drogredenering. Maar voor Jonkers is het reden genoeg om te concluderen dat door de bank genomen orthodontie onzin is.

Daarna schrijft Jonker ook nog van alles op over wat er allemaal wel niet mis zou zijn met de beroepsgroep, waarmee ze driekwart van het artikel op de man speelt en niet op de bal. Daar komt niet echt iets uit. Het blijft bij verdachtmakingen. Voor een medisch journalist doet Aliëtte Jonkers volgens haar website trouwens wel opvallend veel dagvoorzitterschapjes in de medische wereld – zie je, dat spelletje is niet zo moeilijk.

Why. Er op twitter op aangesproken, lachte Jonkers mij uit: ‘Haha, iemand die mij gaat vertellen waar mijn eigen artikel, over een onderwerp waar ik maandenlang onderzoek naar heb gedaan, over gaat. Fijn weekend nog.’ En ze voegt er een foto aan toe waar een vrouw een bord omhoog houdt waar op staat ‘Journalism is printing what someone else does not want printed. Everything else is public relations. – George Orwell’. 

Ze gaat niet inhoudelijk in op mijn kritiek, en het antwoord is aanmatigend bovendien. En ook is het wat oenige citaat hoogstwaarschijnlijk niet van Orwell, zegt quoteinvestigator.com. Journalistiek is beweringen checken, zeker wanneer je een collega de maat neemt.

Het lijkt me heel gezond om welke sector dan ook kritisch te benaderen. Maar dat is niet valse dilemma’s schetsen en daarna wat verdachtmakingen noteren. Jonkers ging natuurlijk op een zere teen staan bij mij, zie de blogjes die ik eerder schreef. Maar gezien haar reactie ging ik ook bij haar op een zere teen staan. Het is een drogredenering en ik heb het Aliëtte Jonkers nog steeds niet vergeven. Haar halfslachtige en verongelijkte artikel niet, maar haar kinderachtige tweets ook niet. Alsof mijn beslissing niet lastig genoeg was. Dit stuk is koren op de molen van de calvinisten die hun theezakjes drie keer gebruiken, en die beugels maar sjiekdoenerij vinden. 

Mijn beugel is geen medische noodzaak. Maar er zijn heel veel redenen waarom het ook geen ‘luxe’ is. Laat staan dat ik het als luxe heb ervaren. Wat was haar stuk er enorm van opgeknapt als ze zich daar rekenschap van had gegeven. Mijn redenen heb ik in eerder in deze reeks al opgeschreven. Krijg een kunstgebit, Jonkers, met je ‘dezelfde categorie als lippen opspuiten, borstvergrotingen en liposuctie.’ 

Morgen meer over het resultaat.


In de laatste week dat ik een beugel droeg, schreef ik elke dag een blog over het dragen van een beugel als volwassene. Hier lees je het eerste blogje in de serie, en hier voor het volgende.