Op 29 juni 2004 plaatste ik een eerste weblog-achtig bericht op mijn persoonlijke website. Om dat te vieren volgt nu een verhaal over tien jaar online publiceren en hoe een website kan rijpen.
Om uit te leggen waarom deze website bestaat, al tien jaar, moet ik wat vertellen over mijn kindertijd op de boerderij in Friesland. Ik mag graag bouwen. Op de boerderij was een werkplaats, planken, balken en oud ijzer. Het aantal voertuigen, vlotten, luikjes, hutten en andere onzin dat ik heb gefabriekt is eindeloos.

Uitvinding
Zo heb ik bijvoorbeeld een appelraapmachine gebouwd. De vele fruitbomen op het erf waren een zegen in de zomer, behalve als je het gras wilde maaien. Dan moest je eerst de afgevallen onrijpe en rottende appels en peren oprapen, wat een rotklusje was. Dat loste ik als volgt op.
Van een in onbruik geraakt voertuigje ter grootte van het onderstel van een kinderwagen haalde ik de voorwielen af. De as verving ik door een zo rond mogelijk stuk van een boomstam, doorsnede ongeveer twintig centimeter. In ronde cirkels plaatste ik daar spijkers in, waar ik de kop vanaf haalde ten behoeve van een punt.

Om je niet verder in verwarring te brengen: de appels bleven aan de punten hangen, een stel houten vingers lichtte ze er weer af, waarna ze in een opvangbak terecht kwamen. Geniaal, al zeg ik het zelf.
Het werkte matig. De pinnen raakten gauw verstrikt in het gras en de appels waren vaak te hard om goed aan de pinnen te blijven hangen. Maar dat hinderde niet: ik had iets uitgevonden, het was nog wat conceptueel, maar als je daar doorheen keek was het toch vrij briljant! Ik gebruik de knutselvaardigheden die ik toen opdeed nog regelmatig.

Later bouwde ik minder, hoewel het knutselen aan bijvoorbeeld mijn gitaarspullen altijd is gebleven. Wat een uitkomst was het internet dan ook! Met HTML kon ik eigen websites bouwen. Na een paar keer te hebben geoefend op sites van anderen, begon ik in 2004 aan een eigen site. Een weblog, zo u wilt.
Internet in 2004
Ik was geen pionier, hoewel de meeste blogs in 2004 van mensen waren die geld verdienden met publiciteit, zoals politici en opiniemakers. Ik was en ben geen van beide. Om een beeld te schetsen van Het Internet in 2004: GeenStijl was een jaar voordien opgericht, maar ook weer verdwenen. Pas in 2006 kreeg het naam.

Nu.nl bestond net vijf jaar. Nederlandse websites zocht je tot voor kort met Ilse, Altavista (voorloper van Google) werd verkocht aan Yahoo! en Google bestond net twee jaar in het Nederlands.

Mijn site zag er ongelooflijk slecht uit. Bruin en geel. Ik weet nog dat ik dacht: laat ik voor iets minder contrasterende kleuren kiezen dan zwart en wit, maar het wel minimalistisch houden. Bruin en geel⊠Enfin. Het eerste blogje is van 29 juni 2004, nu exact tien jaar geleden. Ik had er een fotootje bij uit mijn eerste telefoon met ingebouwde camera met exact 0,1 megapixel. We zijn op veel fronten aardig opgeschoten.

Ik had aan het bouwen erg veel lol. Inhoudelijk was ik duidelijk nog op zoek naar wat ik wilde. Het belangrijkste: het bouwen van het weblog zelf.
Maar ik lees tot mijn vreugde op de eerste pagina ook al meteen iets waar ik nog altijd plezier in heb: het vastleggen van iets bijzonders dat ik hoor, zie of bedenk. Zo simpel is het. Op 15 augustus 2004 keek ik kennelijk naar âZomergastenâ, met Maarten Toonder. Die had een filmpje laten zien, ik weet niet meer wat, dat overduidelijk te lage cultuur was voor interviewer Joost Zwagerman. Toonder repliceerde:
Het is niet slecht. Het appelleert aan iets dat u geen barst interesseert.
Dat gebruik ik nog regelmatig.
Vorm en inhoud
Even de technische geschiedenis van de site: na een jaar html-en ging ik over op âGreymatterâ, een Content Management Systeem (CMS). De site zag er daardoor een stuk beter uit, en was eenvoudiger bij te werken. Een paar jaar later maakte ik de overstap naar WordPress, waar de site nog steeds op draait. De content van de Greymatter-jaren kon worden geconverteerd, dus dat is in de archieven van de site soepel terug te vinden. WordPress kan de content in verschillende lay outs weergeven. Ik hou van prutsen en daarom verandert dat bij mij nogal eens.

Momenteel draait het thema âTwenty Fourteenâ. Naar tevredenheid, ondermeer door de compatibiliteit met verschillende mobiele platforms. Druk deze site maar eens plat, met het rechterkader van je browser.
Ook inhoudelijk is er veel veranderd. En ik heb verschillende keren overwogen om er helemaal mee op te houden. Het laat zich illustreren door een recent voorval.
Misstanden
Maandagavond deed ik een observatie die ik tien jaar geleden sowieso meteen op mijn site had gezet, en nu niet. Het gaat om het volgende.
Ik wandelde rond een uur of twaalf langs het kruispunt van de Plantage Middenlaan en de Plantage Kerklaan, vlakbij de ingang van Artis. Er stopte een donkere sedan, halverwege het kruispunt. Een jongeman stapte snel uit, griste twee grote borden uit de achterbak, pakte vier tiewraps en monteerde fluks de borden om de paal van een verkeerslicht. Prominent was de aankondiging van een dansfeest te zien (al werd ik niet wijs uit de namen van de djâs en andere onbegrijpelijke termen uit die wereld). Het zag er niet erg officieel uit.

De volgende ochtend was het bord alweer verwijderd.
Redenen om er wel over te berichten: het is malafide en raar. Ik had er een foto van kunnen maken en het kenteken op kunnen schrijven. Dan had ik een MISSTAND aan de kaak gesteld, journalist die ik me dâr ben.
Redenen om er niet over te berichten: het is een futiel incident, het maakt mij een snobistische zeikerd en ik heb wel wat beters te doen, zoals slapen.
Het laatste won. Dat is een belangrijke verandering geweest ten opzichte van tien jaar geleden. Toen had ik er zeker melding van gemaakt op mijn site. Omdat ‘we’ toen bezig waren om de hele wereld op internet te zetten.
Mijn grootste ‘hit’ als journalist op internet is een auto-ongeluk op de A1 waar ik stomtoevallig getuige van was, en waar ik stomtoevallig foto’s van kon maken. Welkom, 6000 websitebezoekers en twitteraars. Voor één dag. Tot zo ver die tak van ‘nieuwe journalistiek’. Mooi voor het collectief, maar je kan er geen carriĂšre op bouwen.
In zekere zin zijn we nog steeds bezig de hele wereld op het internet te zetten (google streetview, facebook en het viva-forum), maar het begint wat sneu te worden. Ik heb genoeg fotoâs van katten gezien, geloof het wel van het filmpje met THIS GUY WAS JUST WALKING AND WHAT HAPPENS NEXT WIL BLOW YOUR MIND en ga niet een review van mijn stofzuiger schrijven op het internet, omdat het kan. Het is teveel aan het worden en ik heb er geen zin meer in.

Lange tijd schreef ik hier verslagen van concerten en voorstellingen die ik bezocht, maar ook daar ben ik ook mee opgehouden. Wat doet het er toe.
Crisis
Digitale existentiële crisis, zegt u? Ja. Die duurde bij mij van 2009 tot 2012, om precies te zijn. 2008 was het jaar dat ik toetrad tot Facebook en 2009 het jaar dat ik begon met Twitter. Zou ik het dansfeestbordschandaal tot voordien op mijn site zetten, en vanaf toen kwam het sowieso op Facebook en Twitter.
Alles zette ik daar op. Tot vervelens aan toe zat ik er te zeuren over hoe mijn talent miskend werd, hoe anderen hun werk slecht deden en hoe asociaal de mensen om mij heen eigenlijk wel niet waren. Ik richtte op Facebook groepen in van vrienden en waakte als een wolf over wie wat wel een niet mocht lezen. Als dat mis ging was het meteen ruzie. Twitter was nog het gevaarlijkst, want daar kan je helemaal uit de heup schieten. Veel sneller dan op mân site, met (al gauw) nog meer publiek ook. Plus dat ze reageerden; nou, dat gebeurde nauwelijks op mijn site.
Het was best een beetje verslavend, maar na een paar jaar zag ik mijn site verschrompelen tot wat aankondigingen van mijn werk en een enkel essaytje dat te lang was voor Facebook en Twitter. Bovendien gingen die twee een belangrijk deel van mijn aandacht opeisen. Ik kwam niet eens meer aan mijn eigen site toe.
Om mij heen zag ik bij andere bloggers exact hetzelfde gebeuren. Matijn postte maanden lang niks meer, maar was superactief op Facebook en Twitter. MannetjeVanDeRadio stopte er helemaal mee en bij andere enthousiast begonnen weblogs verscheen de ene na de andere post met âIk heb hier al een tijd niets geschrevenâŠâ. Om dan maanden te blijven staan. Facebook was winnende. Dat leek bij mij ook te gebeuren.

Bovendien worstelde ik enorm met wie wat mocht zien. Mogen mijn tweets worden doorgestuurd naar Facebook (NEE, zei een goede vriend, dan lees ik alles DUBBEL, en hij verborg mijn tijdlijn)? Welke tweets mogen naar LinkedIn? Wat mag publiek zichtbaar zijn op Facebook en hoe geheim blijft de rest? Wat is privé? En wat zet ik van dat alles uiteindelijk op mijn website? Ik maakte een stroomschema met wat waar mocht komen en wat er automatisch doorgeplaatst mag worden, tot op het punt dat ik het zelf ook niet meer begreep.
Alles openbaar
In 2012 was ik het zat. Ik besloot dat alles op Facebook openbaar moest worden en dat er geen onderscheid meer komt tussen de verschillende media. Ik richte ‘hootsuite’ in. Wat ik daar op zet, gaat automatisch naar Facebook, Twitter, Google+ en LinkedIn. ALLES werd publiek.

De reden is simpel. De discussie over privacy werd naar grote hoogtes opgestuwd en ik kwam maar tot één conclusie:
What happens on the internet, stays on the internet.
Dat is een om- en verdraaiing van het oude gezegde âWhat happens in Las Vegas, stays in Las Vegasâ. Dat betekent (betekende) dat wat er in Las Vegas gebeurde, nooit naar buiten zou komen. Op het internet is het precies omgekeerd: als er eenmaal iets op internet staat, blijft het tot het einde van het internet er op staan.

Mijn conclusie: zet geen dingen op internet waarvan je niet wil dat anderen het ooit zien. Dan ben je in een klap van alle privacyzorgen af (internetbankieren en DigiD etc daar gelaten, maar dat is HUN probleem en moet dat vooral blijven).
Ik ben twee avonden lang bezig geweest om ALLE posts van Facebook te verwijderen. Je vindt niks meer in mijn tijdlijn, vriend of niet, behalve algemeenheden of zaken die sowieso publiek zijn. Het luchtte behoorlijk op.
Broadcast
Het was ook het resultaat van een analyse van mijn communicatiegedrag (en dat van velen met mij). Het komt er eenvoudig op neer dat je in een kleine kring met goede bekenden veel eerlijker en directer bent dan je kan zijn in een grotere kring. Bijvoorbeeld onder ‘vrienden’ op Facebook. Of ‘goede vrienden’. Â Of ‘familie’ – oh, Facebook is zo behulpzaam om je in een digitale crisis te storten.
‘Broadcast’ – publiekelijke publiceren – was tot een jaar of twintig geleden exclusief voorbehouden aan een kleine club krantenschrijvers en omroepmedewerkers. Dat nu iedereen ‘broadcaster’ kan zijn met een twitteraccount, is kennelijk nog ingewikkeld. Het kan je aardig in de problemen brengen (zoek mijn Lowlands-akkefietje maar eens op, op deze site, en nee, ik link niet).
Dus als alles op mijn facebookaccount openbaar wordt, dan ben ik aan het broadcasten en dientengevolge bedien ik een groter publiek. Dan moet ik ook meer uitkijken met wat ik er op zet en hoe. Ik hou me dus in. Privacyprobleem (goeddeels) opgelost.
Jammer? Spreek voor smeuĂŻge verhalen maar met me af. Of bel. Of Whatsapp me… maar geen tweet, dankuwel.
Hoe verder met de site
Maar dan bleef het probleem van mijn website: wat wil ik daar mee. Waarom heb ik het. Ik verdien er geen cent mee, het levert me niet of nauwelijks klussen op en het wordt slecht gelezen. Your average weblog, zo u wil.
Toen kwam ik terug bij mijn appelraapmachine. Alles behalve perfect, functioneel belabberd en niet erg interessant voor het grote publiek. Maar ik vind het leuk om het te bouwen. Het is mijn bouwsel. Ik steek er belachelijk veel tijd in, omdat ik het leuk vind. Ik bouw er verhaaltjes, zoals dit.
Ik vind mijn site rijper dan ooit. Het zeurt minder, het bevat wekelijks een aantal nieuwe verhalen, het is een persoonlijk archief en is een weerslag van waar ik me mee bezig houd. Misschien interesseert het weinig mensen, maar het is wel mijn manier om gedachten te ordenen.
Als het niet briljant is, is het wel honderd procent van mij. Het is mijn website, al tien jaar, en jij mag komen kijken.
