Nog 7 dagen – niet op mijn vinger bijten

“Hebben jullie ook een tandenstoker?” Nee. Bij de orthodontist hebben ze geen tandenstokers. Wanneer ik op een van hun stoelen lig en ze mijn beugel ‘aandraaien’ grijpen ze in een soort toverla waar werkelijk alle objecten van de wereld uit kunnen komen. Maar een tandenstoker, nee, die hebben ze niet.

Ik wilde er een omdat de beugel op mijn onderste tanden achter de draad propvol met roze zut zat. Die kwam er in terecht omdat ik voor een nog te maken bitje moest happen in roze zut. Dat is een van de goorste dingen in de wereld, wat ik nog wel wist omdat ik dit in mijn tienerjaren ook een keer heb moeten doen, en ik me dat nog levendig herinner. Mijn beugel gaat er over een week uit, en daarna moet ik ‘s nachts dat bitje in. Komend jaar. Of zo. Het is me niet exact duidelijk geworden. Om eerlijk te zijn is een orthodontiepraktijk een soort enigma. Daarover later meer.

Bij de boventanden was het happen goed gegaan. Onder was de eerste keer mis gegaan. Eén van de aardigste assistenten van de praktijk was net te laat: “ho, het is al te hard.” En ze haalde ‘m er halverwege weer uit, maar toen was er dus al van dat roze spul tussen mijn beugel blijven zitten. Ik moest nog een keer happen. Op zich goed dat het snel uithard trouwens, want zoals gezegd, het is een van de goorste dingen in de wereld, en hoe sneller het voorbij is hoe beter. 

“Je moet niet op mijn vinger bijten,” had de assistent vooraf nog gezegd, en ik probeerde te bedenken wie of wat daar de aanleiding voor was, maar ik denk dat iedereen die moet happen alles doet om het te laten stoppen, bijvoorbeeld bijten in de vinger van de assistent. Toen het stopte, kreeg ik een tandenborstel om de restjes weg te poetsen.

Van die mislukte eerste keer was dat zut dus uitgehard blijven zitten en nu stond ik daar met mijn mond vol met die troep. Geen tandenstoker, maar het werd snel opgelost. De assistent wilde het zelf weghalen, en ik ging weer in de stoel zitten. Hiervoor was al het orthodontiegereedschap ooit uitgevonden nodig, dus ik voelde me niet bezwaard dat ik het met de tandenborstel niet weg kreeg. En met een tandenstoker was het ook niet geluk; ze was nog tien minuten bezig.

Je moet er wat voor over hebben. Dat heb ik misschien wel zeshonderd keer tegen mezelf gezegd. In de komende dagen wil ik jullie meenemen in mijn laatste week met een beugel, na twee jaar, grotendeels tijdens een pandemie. Over de eindeloze rij pubers, over lachend op foto’s staan, over vloeibaar eten, en over mijn moeder. Mijn laatste keren ‘je moet er wat voor over hebben’. Dan gaat hij er uit. Freedom Day, zou ik zeggen, als dat niet zo beladen was geraakt de laatste dagen.


In de laatste week dat ik een beugel droeg, schreef ik elke dag een blog over het dragen van een beugel als volwassene. Dit is het eerste blogje in de serie. Klik hier voor de volgende.

Botte Jellema
Botte Jellema is journalist, presentator, podcast- en documentairemaker. Hij is freelancer en werkt onder andere voor omroepen en programma's op NPO Radio1. Hij heeft een groot hart voor journalistiek, media, communicatie en verhalen.