NPO en Het Publiek – wat we nu nodig hebben is reportages

NPO-baas Shula Rijxman kwam deze week in het nieuws met haar statement dat het publiek meer betrokken moet zijn bij de NPO. Het was haar reactie op de onverwachte verkiezingsoverwinning van Donald Trump in de Verenigde Staten: in alle peilingen, discussies en reportages vooraf brachten radio en tv niets anders dan de afschuw voor deze man. En de geruststelling dat Hillary flink voor lag. Hoe anders werden we wakker op 9 november.

Als journalist, radiomaker en communicatiekundige heb ik het artikel van Rijxman een paar keer door mijn hoofd laten gaan afgelopen week. Het verwarde me een beetje. Maar het was een tweet van radiocollega Margriet Vroomans die er orde in bracht. Zij schreef:

Pleidooi voor nóg meer talkshows bij #dwdd. Nee!! Er zijn er al teveel. Goeie inhoudelijke reportageprogramma’s moeten we hebben. #NPO

Dit kon wel eens de oplossing voor het probleem van Rijxman zijn, dacht ik vrolijk. En ja, dit is WC Eend die WC Eend adviseert, want ik ben zelf verslaggever. Maar iemand moet het doen, en van de beschamende discussies in talkshows en van de krantenartikelen die ik tot nu toe hierover heb gelezen moeten we het in ieder geval niet hebben.

Laat ik gewoon kijken naar de NPO-zender die mij na aan het hart ligt, waar ik zelf voor werk en die ik door en door ken.

NPO Radio 1

NPO Radio 1, een oersterke zender met een consistente groep luisteraars, is de laatste jaren veranderd. De drie belangrijkste ontwikkelingen zijn: meer dan ooit zitten er BN’ers achter de microfoon te presenteren of hun mening te geven, meer dan ooit komen de gesprekken uit de studio, en er zijn minder reportages die bovendien substantieel korter zijn geworden.

Dit heeft diverse redenen, maar het heeft ook gevolgen. En daar wil ik het nu over hebben.

Voor een deel opereert NPO Radio 1 vanuit een zelfgecreëerde bubbel.

Hermetisch

Met het eerste, de BN’ers, is het probleem dat het de zender enigszins hermetisch maakt: ze weten onderling waar ze het over hebben, maar houden niet veel rekening met de luisteraar (m/v). Je hoort het soms in programma’s: kleine ironische opmerkingen, verwijzingen naar iets dat de luisteraar zomaar kan hebben gemist en onderlinge grapjes.

Het heeft een uitsluitende werking. Niet omdat het niet leuk is of omdat de luisteraar te dom is, maar omdat hij naar een soort clubje – een elite, zo je wil – zit te luisteren waar hij geen onderdeel van is. Men praat over het hoofd van de luisteraar. Wellicht onbedoeld, maar het is als met kantoorhumor: best leuk als je onderdeel van het kantoor bent, maar zo niet, dan kan je je een behoorlijke buitenstaander voelen.

Sportprogramma’s kunnen soms ook heel hermetisch zijn; let maar eens op bij NPO Radio 1. Vergis je niet – ook die ene stevige interviewer die op zender iemand aan de tand voelt, doet hier aan mee. Wat zijn deze mensen aan het doen: proberen ze de luisteraar wijzer te maken, of proberen ze onwillekeurig bij insiders in de gunst te komen?

Mijn betoog gaat niet over neerbuigen en versimpelen, maar over rationele en logische gesprekken voeren. Dat is moeilijker dan je staande houden in die hermetische – en dus relatief veilige – omgeving.

Studiogesprekken

Met het tweede, dat zoveel gesprekken uit de studio in Hilversum komen, is het probleem dat het vaak vervreemdend is. En bovendien versterkt het ’t eerste probleem. Het behandelen van bepaalde agenda- en nieuwsonderwerpen is op zich goed uit te leggen, maar de uitwerking er van lang niet altijd.

Ik vraag mij bij de helft van de onderwerpen op NPO Radio 1 af waarom men er in de studio over zit te praten, en er niet een verslaggever op uit is gestuurd. Een discussie in de studio over de bevolkingskrimp in Heerlen kan heel aannemelijk worden gebracht, maar het is voor een luisteraar ronduit vervreemdend om Heerlen zelf niet te horen. Reportages moeten we hebben!

Minder

Het probleem van minder en kortere reportages hoef ik u waarschijnlijk niet uit te leggen. Laat ik er dit over zeggen: een goede reportage duurt precies zo lang als ze interessant blijft. Als dat drie minuten is, is er misschien een probleem. Dat is wel de lengte van de repo’s, overdag op NPO Radio 1.

Reportages maken is een kwestie van vakmanschap, maar vraagt ook bereidheid van omroepen om hier geld aan uit te geven. Ik weet dat de wens bij de NPO leeft.

En doe het dan asjeblieft ook goed. Halfslachtige verslaggeving of oppervlakkige gesprekken werken namelijk averechts. ‘De gewone man’ voelt namelijk haarfijn aan of een verslaggever echt bezig is met een onderwerp, of met z’n beperkte aantal minuten en z’n deadline.

Een actueel voorbeeld

Vrijdag ontspoorde er een trein bij het Groningse Winsum op een onbewaakte spoorwegovergang. Winsummers zijn boos: het is het zoveelste ongeluk daar, en het was slechts een kwestie van tijd tot de volgende doden of gewonden. Denk je dat ze zich daar gehoord voelen door de NPO, waar de ProRail-baas in Hilversum wél over algemene akkefietjes is te horen en zij niet over hun kinderen die deze overweg dagelijks moeten passeren?

Je zet er een verslaggever een paar dagen op en dan heb je een prachtig verhaal. Ik hoor de Arriva-trein al langs suizen. “Ja, zonder belletjes of lichtjes. Moet u zich voorstellen dat je hier in het donker of met slecht zicht oversteekt. Je schrikt je dood.” – het is een verzonnen quote die nooit is gehaald. De Winsummer had zich gehoord kunnen voelen; Hilversum had een stuk dichterbij kunnen liggen. Zo’n verhaal achteraf gaan halen is gewoon een beetje gênant en heeft iets van ramptoerisme.

Geloof me: zo ervaart de gewone man het als de verslaggevers de komende dagen rondlopen in Groningen “Ja, nu komen ze wel, nu er twintig man in het ziekenhuis liggen. Aan mijn hoela!”, is nog een verzonnen quote, die u niet op de radio zult horen.

Reportages

Het is misschien niet het complete ei van Columbus. Reportages zijn duurder dan studiogesprekken, maar de gewone man vindt de Publieke Omroep toch al duur. En meer geld naar Matthijs van Nieuwkerk is in ieder geval niet de oplossing.

Zoals het nu is, heeft de NPO een probleem, dat heeft Rijxman goed aangevoeld. Geloofwaardigheid. Sympathie. Steun.

Helaas gaan de discussies over dit onderwerp de afgelopen dagen alleen maar over de vraag of ‘de gewone man’ in DWDD en Pauw moet zitten. Ik vind dat een beetje een belediging voor ‘de gewone man’, als verslaggever die ‘de gewone man’ regelmatig interviewt.

In DWDD, Pauw, etcetera (en ook bij NPO Radio 1) in de studio zitten sprekers die live goed kunnen praten. Dat zijn er maar een handjevol, en vaak zijn ze er in getraind. Dit is voor mij een van de redenen om nauwelijks naar deze programma’s te kijken, maar miljoenen doen het wel.

Wil je het publiek of iemand die live minder uit de verf komt horen, dan heb je een groep mensen nodig die het publiek als serieuze bron betrekt bij zijn item. Die de argumenten van het publiek ook durft te weerleggen. Dat vindt het publiek prima, want dat betekent namelijk dat het publiek serieus wordt genomen. Die groep mensen die dat kunnen kennen we goed. Ze heten:

Journalisten

En dan geen redacteuren, maar verslaggevers. Dat zijn mensen die er op uit trekken. Ik heb het niet over hapsnap vox pop op de Albert Cuypmarkt, maar over het maken van degelijke reportages. Hoor en wederhoor. Checken en dubbel checken. Mensen en hun verhaal serieus nemen. En de ruimte op zender om een verhaal te brengen. Ze liggen voor het oprapen, echt waar.

Ik weet waar ik het over heb, want ik heb het jaren gedaan. Helaas krijg mijn collega’s en ik steeds minder de kans van de omroepen.

Je zou het publiek zomaar eens bij de NPO kunnen betrekken, en wij op radio en tv een goed beeld kunnen krijgen van wat er leeft in de samenleving.

Botte Jellema
Botte Jellema is journalist, presentator, podcast- en documentairemaker. Hij is freelancer en werkt onder andere voor omroepen en programma's op NPO Radio1. Hij heeft een groot hart voor journalistiek, media, communicatie en verhalen.