Nog 2 dagen – zoenen

In mijn computer staat een mapje met foto’s die ik zelf van mijn tanden heb genomen. De eerste is van de dag voordat er een tand en een kies werden getrokken. Dan een van toen mijn beugel er net in zat. En daarna van elke keer dat ik naar de orthodontist ging. Je ziet hoe mijn tanden verschuiven. Een millimeter per maand, zei mijn orthodontist. Maar zeker in de eerste maanden ging het razendsnel.

Het gat dat ik beneden in het midden had, was na een half jaar nagenoeg dicht. Mijn boventanden kregen al snel zoveel ruimte, dat ze weer netjes naast elkaar konden staan, in plaats van voor elkaar langs. Elke vijf weken had ik een afspraak bij mijn orthodontist. Dan werden de slotjes van de beugel open gemaakt, en ging de stalen draad er uit. De orthodontist boog dan een nieuwe draad in een vorm, en die werd er dan weer in geklikt.

Dat was elke keer weer pijnlijk. Niet alleen in het begin; dat bleef zo tot een paar maanden geleden. Later kwamen er nieuwe pijnveroorzakers bij. Zoals een soortement kunststof kettinkje dat over de draad en de slotjes heen werd gespannen. En kleine ronde elastiekjes die ik zelf aan moest brengen tussen de bovenbeugel en de onderbeugel, bij mijn hoektanden. Of minuscuul kleine staaldraadjes die over de slotjes werden gespannen. Ze hebben een heel arsenaal aan martelwerktuigen, daar.

Tanden verschuiven langzaam. Dus vaak had ik het lange tijd niet door, maar dan was er ineens een realisatie voor de spiegel: verrek, ze staan recht! En ja, daar was het natuurlijk om begonnen, maar als het dan daadwerkelijk is te zien, is dat wel even een geluksmomentje. Mijn tanden hebben in mijn hele leven nog nooit recht gestaan. Na zes maanden hield ik al weer op met foto’s maken. Er gebeurde nog steeds veel aan de stand van de tanden, maar op de foto’s was het niet meer te zien. 

De beugel was wel te zien. En ik kan je vertellen dat het een conversation piece is. Zoveel mensen die wilde weten hoe het is, en regelmatig mensen die het zelf ook overwogen. Ik moest af en toe denken aan de tijd dat ik motor reed; motorrijders groeten elkaar op de weg. Meestal met een opgestoken hand, soms met een knikje met de helm, of anders met het uit steken van een voet. Een soort verstandhouding met collega’s slash lotgenoten, een crew waar je automatisch bij hoort (zolang je geen automaat of driewieler rijdt). Met beugeldragers voelde het soms net zo, ‘hey, jij ook’. Dat is leuk. Het was waarschijnlijk nog leuker geweest als we niet driekwart van de tijd dat ik een beugel had nauwelijks iemand tegen kwamen omdat we in een lockdown zaten, natuurlijk.

In de zomer van 2020 wilde ik proberen of zoiets dan misschien ook werkt op dating apps. Ik plaatste een foto waar ik lachend op stond, en waar je dus mijn beugel zag. Er was een andere jongeman, niet ver uit de buurt, die dat ook had. En ja, dat leverde al een leuk gesprekje op; we wilden allebei zelf wel eens voelen hoe het is om met iemand te zoenen die een beugel heeft. Dat is er uiteindelijk niet van gekomen, maar grappig was het wel. Misschien moet ik die foto nog even toevoegen aan dat mapje op mijn computer.


In de laatste week dat ik een beugel droeg, schreef ik elke dag een blog over het dragen van een beugel als volwassene. Hier lees je het eerste blogje in de serie, en hier het volgende.

Nog 3 dagen – lippen opspuiten, borstvergroting en liposuctie

Exact een jaar geleden stond dit artikel in De Volkskrant: ‘Steeds meer mensen dragen een beugel: zijn ze echt altijd nodig?’ Een stuk van Aliëtte Jonkers, waarmee de weekendkrant opende en dat stond afgedrukt in het wetenschapskatern. Ik had mijn beugel toen ongeveer een jaar.

‘Bijna de helft van de jongeren krijgt tegenwoordig een beugel. Nu is ook bij volwassenen de beugel aan een opmars bezig. Zijn al die ingrepen echt medisch noodzakelijk? ‘Bij de helft is het puur cosmetisch en valt het in dezelfde categorie als lippen opspuiten, borstvergrotingen en liposuctie.’’

Jonkers schetst een dichotomie: een beugel is noodzaak of het is luxe. Dan gaat ze op zoek naar wat de exacte voorwaarden zijn voor noodzaak voor het veranderen van de stand van de tanden, en wat een ‘ideale beet’ is. Die bestaan niet, concludeert Jonker. Ze heeft een hoogleraar gevonden die in 2007 heeft gezegd dat bij hooguit 20 procent van de kinderen de onderste en bovenste kiezen niet goed op elkaar staan, en er bij orthodontie in zijn ogen ‘een overdreven nadruk op esthetiek’ is: ‘Een mooie smile alleen is geen behandeldoel.’

Onomwonden luxe dus, en Jonkers noteert uit de mond van een hoogleraar aan de ACTA (Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam, waar ik mijn second opinion haalde) de, nogal wat mildere, conclusie dat een beugelbehandeling in de helft van de gevallen puur cosmetisch is in Nederland. En dat is dus evident slecht, zo stijgt op uit het artikel van Jonkers.

Ik begrijp dat er geen ideale tandenset bestaat, aan de hand waarvan je kan afmeten in hoeverre iemands mond er van afwijkt, zodat je een ‘noodzaak’ kan formuleren. Maar, en dit is mijn punt, niet alles dat geen noodzaak is, is dan ook maar meteen overbodige luxe. Het is een vals dilemma, een drogredenering. Maar voor Jonkers is het reden genoeg om te concluderen dat door de bank genomen orthodontie onzin is.

Daarna schrijft Jonker ook nog van alles op over wat er allemaal wel niet mis zou zijn met de beroepsgroep, waarmee ze driekwart van het artikel op de man speelt en niet op de bal. Daar komt niet echt iets uit. Het blijft bij verdachtmakingen. Voor een medisch journalist doet Aliëtte Jonkers volgens haar website trouwens wel opvallend veel dagvoorzitterschapjes in de medische wereld – zie je, dat spelletje is niet zo moeilijk.

Why. Er op twitter op aangesproken, lachte Jonkers mij uit: ‘Haha, iemand die mij gaat vertellen waar mijn eigen artikel, over een onderwerp waar ik maandenlang onderzoek naar heb gedaan, over gaat. Fijn weekend nog.’ En ze voegt er een foto aan toe waar een vrouw een bord omhoog houdt waar op staat ‘Journalism is printing what someone else does not want printed. Everything else is public relations. – George Orwell’. 

Ze gaat niet inhoudelijk in op mijn kritiek, en het antwoord is aanmatigend bovendien. En ook is het wat oenige citaat hoogstwaarschijnlijk niet van Orwell, zegt quoteinvestigator.com. Journalistiek is beweringen checken, zeker wanneer je een collega de maat neemt.

Het lijkt me heel gezond om welke sector dan ook kritisch te benaderen. Maar dat is niet valse dilemma’s schetsen en daarna wat verdachtmakingen noteren. Jonkers ging natuurlijk op een zere teen staan bij mij, zie de blogjes die ik eerder schreef. Maar gezien haar reactie ging ik ook bij haar op een zere teen staan. Het is een drogredenering en ik heb het Aliëtte Jonkers nog steeds niet vergeven. Haar halfslachtige en verongelijkte artikel niet, maar haar kinderachtige tweets ook niet. Alsof mijn beslissing niet lastig genoeg was. Dit stuk is koren op de molen van de calvinisten die hun theezakjes drie keer gebruiken, en die beugels maar sjiekdoenerij vinden. 

Mijn beugel is geen medische noodzaak. Maar er zijn heel veel redenen waarom het ook geen ‘luxe’ is. Laat staan dat ik het als luxe heb ervaren. Wat was haar stuk er enorm van opgeknapt als ze zich daar rekenschap van had gegeven. Mijn redenen heb ik in eerder in deze reeks al opgeschreven. Krijg een kunstgebit, Jonkers, met je ‘dezelfde categorie als lippen opspuiten, borstvergrotingen en liposuctie.’ 

Morgen meer over het resultaat.


In de laatste week dat ik een beugel droeg, schreef ik elke dag een blog over het dragen van een beugel als volwassene. Hier lees je het eerste blogje in de serie, en hier voor het volgende.

Nog 4 dagen – de palatinale bar

De orthodontiepraktijk is groot. Er is een receptie die doorgaans door twee mensen wordt bemand. Er zijn vijf orthodontisten en twee keer zoveel assistenten. Er is een behandelruimte ter grootte van een klaslokaal, waar aan beide zijden een rij van vier tandartsstoelen staat, zonder afscherming tussen de stoelen. Oh, en er is ook nog een tweede vestiging om de hoek, met nog eens een stuk of vijf stoelen. 

Toen ik dat zag, bij het intakegesprek, was ik bang dat ik in een soort fabriek terecht zou komen. Maar om eerlijk te zijn, heeft de grootte van de praktijk alleen maar voordelen gehad. Zo is er bijvoorbeeld nooit een afspraak afgezegd omdat er geen personeel was. Wel wegens corona, maar daar later meer over. En als ik een keer een wat ruwere assistent had, dan wist ik dat ik vijf weken later hoogstwaarschijnlijk weer een andere zou hebben. 

Het zetten van de beugel ging verbazingwekkend snel. Ook dat is misschien een voordeel van zo’n grote praktijk: ze doen dit natuurlijk dagelijks meerdere keren. De slotjes werden op mijn tanden gelijmd, en boven kwamen om mijn op-een-na-achterste kiezen een soort stalen ringen. Dat was omdat mijn kiezen daar uit elkaar moesten worden geduwd. Dat gebeurde met een stangetje dat langs mijn verhemelte dwars door mijn mond liep. Er is geen stuk staal op de wereld dat ik meer heb vervloekt dan dit. 

Er was uit mijn bovenkaak dus al een kies getrokken, en dan nog moesten de kiezen verder uit elkaar worden geduwd om genoeg ruimte te maken voor de hele handel. Geen van de professionals noemde deze beugel vooraf een noodzaak. Maar ik vraag me wel af wat de drempel is voor een noodzaak. Morgen meer over die kwestie.

Toen ik mijn orthodontist bij de intake vroeg of een beugel invloed heeft op praten – want daar verdien ik per slot van rekening mijn geld mee – zei ze van niet. Dat is waar voor gemiddelde spraak, denk ik, maar als je voice overs inspreekt, interviewt en podcasts maakt, is het wel een ander verhaal. Het heeft zeker invloed. Sterker nog: ik vond het niet om aan te horen. En dat stangetje maakte het helemaal afschuwelijk; je maakt best veel klanken met je verhemelte en je tanden. Al mijn s’en gingen vreemd klinken, als een soort ongecontroleerd slisje. Maar het aller ergst waren de smakgeluidjes die je onwillekeurig maakt als je een beugel hebt. 

Ik kocht er een audio plug-in voor, die zulke smakjes goeddeels weg haalt uit audiobestanden, de mouth de-click van iZotope. Echt waar. Kostte me vierhonderd euro.

Al na drie maanden begon ik te vragen wanneer het stangetje er uit mocht. Het zou mogelijk met de kerst van 2019 kunnen, zeiden ze. De tijd schreed voort, en het was ze allemaal nog niet naar de zin. Het werd januari. Het mocht nog steeds niet. Februari. Ik ergerde me inmiddels echt groen en geel. En toen had ik dan eindelijk, eindelijk, een afspraak op maandag 30 maart 2020; dat zou de dag zijn dat het ellendige stangetje er uit zou gaan!

16 maart 2020, mail: ‘Onze praktijk is gesloten in verband met het Corona virus per maandag 16 maart tot in ieder geval maandag 6 april 2020.’ 

Het kostte me drie mailtjes en een aantal telefoontjes, maar het is me gelukt om toch naar de praktijk te mogen komen. Eind maart 2020 is de palatinale bar verwijderd. Mijn eerste geluksmomentje in het beugelen.


In de laatste week dat ik een beugel droeg, schreef ik elke dag een blog over het dragen van een beugel als volwassene. Hier lees je het eerste blogje in de serie, en hier voor het volgende.

Nog 5 dagen – de moeder

Mijn moeder zei dat inderdaad, dat scheve tanden karakter geven. Ik weet eigenlijk niet zeker of ze dat bedoelde als in ‘maak je er nou maar niet druk over’, of dat ze mensen slechts uit elkaar kan houden op basis van hun gebit. Hoe het ook zij, het was voor mij toch een hindernis. Ik zou twee jaar met een beugel lopen, dus dit kon ik zeker niet stiekem doen. Niet dat ik ooit iets stiekem doe, hoor mem…

Op een avond in het voorjaar van 2019 belde ik met haar. Ik vertelde over dat ik nooit meer lachend op foto’s stond, en dat mijn tandarts zei dat het met de jaren alleen maar erger wordt en dat ik dit maar het beste nu kon aanpakken. Ze hoorde hoe ik er over had nagedacht en met welke professionals ik er over had gesproken. En toen zij ze: misschien moet je het dan maar doen. Dat was het echte begin.

Ik was blij dat ze dat had gezegd. En ik heb er nog veel over nagedacht waarom gevoelsmatig die uitspraak de doorslag heeft gegeven. Ik ben toch zo’n rationeel persoon, die van de tandarts, de orthodontist en bij een ‘second opinion’ te horen had gekregen dat het een goed idee is om dit te doen? Het punt is, dat geen van die drie het een noodzaak had genoemd. 

Om te beginnen moest er linksboven een kies worden getrokken, en middenonder een tand. Dat was heftig. Maar echt. Later sprak ik een vriend die ook een tand had laten trekken, en die is zeker de kleinzerigste niet, maar die moest er van huilen. Een andere vriend wilde mijn tand wel hebben. Dat begreep ik toen niet, wat ik aan mijn staat van zijn weet. Maar ik begrijp het nog steeds niet eigenlijk. Ik had toen vooral veel pijn en onderging alles in een lichte staat van paniek. Mijn tandarts is echt de beste, maar ik heb het trekken als ongenadig ervaren. 

Eten kon de dagen er na alleen via een rietje. De eerste nacht sliep ik nauwelijks, en kwam het gaasje los dat op de plek zat van voorheen mijn kies. De wond ging midden in de nacht open en toen lag ik daar, met een mond vol bloed, alleen, met heel veel pijn en tevens honger. Tot overmaat van ramp gebeurde dit allemaal ook nog eens op de warmste dagen van het jaar. Maar het ging gauw over; tandvlees heelt snel. Na een week kon ik me melden bij de orthodontist: de beugel wordt gezet. 

Ik kon kiezen uit een aantal orthodontisten in de stad. Ik kwam uit bij eentje in een wijk waar je orthodontisten verwacht. Daar om de hoek had ik ooit een jazzgitarist bij hem thuis geïnterviewd. In de communicatie met de orthodontist bleek dat zoiets over het algemeen een tweesporentraject is. Een deel van de informatie is in de je/jij-vorm, en in het andere deel wordt gevousvoyeerd. Het je-en-jij’en gaat over het schoonhouden van gebit en beugel, het andere is meer technisch en financieel. Oftewel: de praktische dingen zijn voor een kind, en het management voor een ouder. Een moeder.

Dat merkte ik later, tijdens de behandeling, vaker. Het gevoel dat er over mij daar op die tandartsstoel heen werd gesproken. Dat er iets essentieels werd gezegd, op het moment dat ik vooral bezig was te wennen aan de hoofdverscheurende pijn van het vers aangespannen staal in mijn mond. Tegen iemand die normaalgesproken aan het andere eind zit, met een bankpas en een agenda.

De beugel was geen noodzaak. Om deze beslissing te nemen, zeker voor een zorgmijder, die zich niet bepaald verheugde op het laten trekken van een tand en een kies, was het laatste zetje van mijn moeder toch echt nodig, voor mentale steun. Ik wist niet dat een moeder bij de standaardprocedure van een orthodontist hoort. Welke leeftijd je ook hebt.


In de laatste week dat ik een beugel droeg, schreef ik elke dag een blog over het dragen van een beugel als volwassene. Hier lees je het eerste blogje in de serie, en hier het volgende.

Nog 6 dagen – Quiz Kid Donny Smith

I know I did a stupid thing. So stupid! Getting braces. I thought… I thought he would love me. Getting… braces! And for what? For something I don’t even…” 

Het moet ergens rond de kerst van 2018 zijn geweest dat ik door mijn oude foto’s scrollde. Waar was het begonnen, was de vraag. De laatste tien jaar stond ik nauwelijks nog met ontblote tanden lachend op foto’s. Er een moment zijn geweest waarop ik iets heb gezien, en besloten had om niet meer te lachen. Sowieso niet voor foto’s, maar ook ‘in het echt’ hield ik steeds vaker een hand voor mijn mond als ik lachte. 

2003. Vanaf toen moet ik het hebben gezien. Als ik kijk naar de door de computer herkende foto’s met mij er op, scroll ik door tientallen foto’s van mezelf met gesloten mond. Ik toon mijn tanden niet. En bij die enkele keer dat ik dat wel deed, zie ik wat ik toen ook zag: mijn linker voortand is donker. Naarmate de belichting slechter is, ziet het er beroerder uit. In het echt is-ie nauwelijks donkerder, maar omdat hij ten opzichte van de rechter naar achteren stond, zag hij er donkerder uit. Het is geen gezicht.

En dat was niet alles. Mijn hoektanden boven staken uit. Ik kon een soort Dracula van mezelf maken door die tanden over mijn lippen te doen. En beneden propten mijn tanden zich achter elkaar langs. Het was, kortom, best wel een zooitje. Er was zo weinig ruimte dat flossen moeilijk was. 

Zoiets ontstaat gedurende jaren, dus het duurt even voor je het door hebt. Bovendien ben ik nogal een zorgmijder, dus ik was ook niet erg genegen om er iets aan te laten doen. Maar de gedachte was er een paar jaar geleden dus wel. Toen ik die tijdens een controle begin 2019 eindelijk deelde met mijn tandarts zei ze: ‘Nou, als ik jouw tanden had wist ik het wel.’ Ze verwees me naar een orthodontist. Na een intakegesprek kreeg een offerte, want als volwassene valt een beugel niet zomaar onder je tandverzekering (die ik overigens niet heb). 

Toen moest ik er nog steeds goed over nadenken. Ik vroeg een second opinion. Iedereen, professionals en vrienden, zei: het is een goed idee; het is beter voor je tanden en het wordt met de tijd alleen maar erger. 

Het citaat over de ‘braces’ waar ik mee begon, is van Quiz Kid Donny Smith, uit de film Magnolia (1999). Donny is ziekelijk verliefd op een gespierde, breed lachende barman, die in slow motion beweegt en een beugel heeft. Donny wil ook een beugel, zodat hij de man van zijn dromen kan veroveren. Natuurlijk werkt dat niet zo. En niet alleen heeft Donny geen beugel nodig, hij kan het ook niet betalen. 

Ik heb in de afgelopen jaren, voordat ik de beugel nam, veel over Quiz Kid Donny Smith nagedacht. De barman waar Donny op valt, is ook voor mij een droom, daar moet ik eerlijk over zijn. Zulke jongemannen tref ik ook wel eens, en ook ik word dan onzeker over mijn fysiek. Maar een beugel is natuurlijk geen garantie voor seksueel succes, om het eens biologisch te zeggen. Mijn tanden zijn hoogstwaarschijnlijk nooit reden voor afwijzingen geweest. Rechte tanden zijn geen doorslaggevende factor in het geval ik iemand leuk vind. Toch? Zulke gedachten planten zich toch in mijn hoofd. Een enkeling vertrouwde mij toe dat beugels bij volwassen mannen sexy worden gevonden. Weet ik zeker dat ik mijn verwachtingen goed heb gemanaged..? Braces! And for what?

Quiz Kid Donny Smith concludeerde achteraf dat hij iets ontzettend stoms heeft gedaan. Dat concludeer ik rationeel met hem. Maar toen was ik er nog steeds niet uit. Het belangrijkste was voor mij uiteindelijk een telefoontje met mijn moeder. Want zij noemde een beetje scheve tanden steevast ‘karaktervol’. Morgen meer.


In de laatste week dat ik een beugel droeg, schreef ik elke dag een blog over het dragen van een beugel als volwassene. Hier lees je het eerste blogje in de serie, en hier voor get volgende.

Nog 7 dagen – niet op mijn vinger bijten

“Hebben jullie ook een tandenstoker?” Nee. Bij de orthodontist hebben ze geen tandenstokers. Wanneer ik op een van hun stoelen lig en ze mijn beugel ‘aandraaien’ grijpen ze in een soort toverla waar werkelijk alle objecten van de wereld uit kunnen komen. Maar een tandenstoker, nee, die hebben ze niet.

Ik wilde er een omdat de beugel op mijn onderste tanden achter de draad propvol met roze zut zat. Die kwam er in terecht omdat ik voor een nog te maken bitje moest happen in roze zut. Dat is een van de goorste dingen in de wereld, wat ik nog wel wist omdat ik dit in mijn tienerjaren ook een keer heb moeten doen, en ik me dat nog levendig herinner. Mijn beugel gaat er over een week uit, en daarna moet ik ‘s nachts dat bitje in. Komend jaar. Of zo. Het is me niet exact duidelijk geworden. Om eerlijk te zijn is een orthodontiepraktijk een soort enigma. Daarover later meer.

Bij de boventanden was het happen goed gegaan. Onder was de eerste keer mis gegaan. Eén van de aardigste assistenten van de praktijk was net te laat: “ho, het is al te hard.” En ze haalde ‘m er halverwege weer uit, maar toen was er dus al van dat roze spul tussen mijn beugel blijven zitten. Ik moest nog een keer happen. Op zich goed dat het snel uithard trouwens, want zoals gezegd, het is een van de goorste dingen in de wereld, en hoe sneller het voorbij is hoe beter. 

“Je moet niet op mijn vinger bijten,” had de assistent vooraf nog gezegd, en ik probeerde te bedenken wie of wat daar de aanleiding voor was, maar ik denk dat iedereen die moet happen alles doet om het te laten stoppen, bijvoorbeeld bijten in de vinger van de assistent. Toen het stopte, kreeg ik een tandenborstel om de restjes weg te poetsen.

Van die mislukte eerste keer was dat zut dus uitgehard blijven zitten en nu stond ik daar met mijn mond vol met die troep. Geen tandenstoker, maar het werd snel opgelost. De assistent wilde het zelf weghalen, en ik ging weer in de stoel zitten. Hiervoor was al het orthodontiegereedschap ooit uitgevonden nodig, dus ik voelde me niet bezwaard dat ik het met de tandenborstel niet weg kreeg. En met een tandenstoker was het ook niet geluk; ze was nog tien minuten bezig.

Je moet er wat voor over hebben. Dat heb ik misschien wel zeshonderd keer tegen mezelf gezegd. In de komende dagen wil ik jullie meenemen in mijn laatste week met een beugel, na twee jaar, grotendeels tijdens een pandemie. Over de eindeloze rij pubers, over lachend op foto’s staan, over vloeibaar eten, en over mijn moeder. Mijn laatste keren ‘je moet er wat voor over hebben’. Dan gaat hij er uit. Freedom Day, zou ik zeggen, als dat niet zo beladen was geraakt de laatste dagen.


In de laatste week dat ik een beugel droeg, schreef ik elke dag een blog over het dragen van een beugel als volwassene. Dit is het eerste blogje in de serie. Klik hier voor de volgende.

Vaccineren, pannenkoek!

Een persmoment. Kent u die uitdrukking? Afgelopen week is er zo’n moment geweest bij het bedrijf Movianto in Oss. Dat is het centrale distributiecentrum van waaruit alle coronavaccins worden verspreid over het hele land. Persmomenten komen als zodanig niet in het nieuws, maar je kan ze herkennen als over één bepaald onderwerp verdacht veel berichten met vergelijkbare foto’s verschijnen. Woensdag waren dat berichten over Movianto. Er stond een stuk over in De Volkskrant, op de site van De Telegraaf, Nederlands Dagblad en ook de krant De Limburger had er een artikel over.

Wat was er te zien? 800.000 vaccincs. Hoe? In een paar stellingen met dozen, zoals die overal zijn te vinden. Wie vertelde er over? Michiel Heller, supply chain manager daar, door journalisten de dozen en de vriezers te laten zien. Tot zover niet veel aan de hand, qua journalistiek. Maar wat tussen de zinnetjes door was te lezen, is het ‘waarom’. Waarom moesten journalisten deze stellingen, vriezers en dozen zien? Wat is de achterliggende boodschap? Het staat in De Volkskrant in een kort zinnetje aan het eind van het stuk: ‘De bedoeling van Heller is duidelijk als hij demonstratief bij de bescheiden ogende stapel dozen gaat staan.’ Citaat fan de manager: ‘Dit laat toch zien dat hier niet heel veel ligt.’

No shit, Sherlock. Het gaat hier niet om een voorraad auto’s. Heb je daar 800.000 van in voorraad, dan staat je stellingkastje wel redelijk vol doosjes. Of ic-bedden, misschien nog een mooiere vergelijking. Het gaat hier om vaccins. Een flacon vaccin inclusief oplossingsvloeistof is volgens het RIVM 2,25 milliliter, en dat is goed voor zes of zeven vaccins. We hebben het over ongeveer tien druppeltjes per dosis – uiteraard zijn dit kleine doosjes in maar een paar stellingen.

Op dit moment zijn er zo’n 2 miljoen eerste prikken gezet in Nederland. In dat licht moet je dit zien. Want 800.000 op 2 miljoen is bijna de helft. Je had heel Fryslân een eerste prik kunnen geven met de voorraad, en er bij wijze van spreken een enclave zoals Gibraltar van kunnen maken, waar alles weer open is en je geen mondkapje voor hoeft. Nu stonden er twee pagina’s in De Volkskrant met onzin over hoe klein die voorraad op het oog lijkt. Korter is het stuk er naast. Dat begint zo: ‘Bij vaccinatielocaties in Nederland melden zich dagelijks wanhopige patiënten, die GGD-medewerkers smeken om een vaccin.’

Er zijn drie dingen waar je momenteel niet aan kan komen. Vaccins, een pilsje op een terrasje, en de Playstation 5. Playstation is een ingewikkeld verhaal, maar de rest…

Kijk, ik ben natuurlijk geen expert. Maar waarom dit soort doorzichtige spelletjes spelen? Waarom is dit in handen van een ‘supply chain specialist’ bij een ‘healthcare dedicated logistics’-bedrijf, met een afgekeurde naam van een Opel-bestelbusje, dat om vijf uur ’s middags dicht gaat. Waarom is dit niet in handen van bijvoorbeeld onze militairen: logistiek is zo’n beetje de kern van defensie. Wij hebben nu toch die Joint Strike Fighter, of hoe heet dat ding tegenwoordig? Volkel ligt een paar kilometer van Oss, en die vaccins zijn blijkbaar zo klein dat je de doosjes voor heel Fryslân op de achterbank van dat vliegtuig kan leggen. Ik noem maar een voorbeeld.

Ik ben allergisch voor charme-offensieven, via dit soort van persmomenten. Ik kan niet achterhalen wie er achter zat. Maar feit is dat het al een paar weken in de media gaat over de hoge voorraden. En elke keer komt Hugo de Jonge weer met praatjes over dat het maar zo lijkt. En dat je een marge aan moet houden, en weet ik wat voor onzin. En die tweede prik dan, jazeker, die tweede prik, maar we leven al een jaar zo ongeveer in een staat van beleg, met volle ziekenhuizen, overwerkt zorgpersoneel, een kapotte horeca- en cultuursector, een avondklok en oorlogstaferelen op het Museumplein. Een verloren jaar, wat dramatisch is voor iedereen, of je nu 80 of 18 bent.

Uit onderzoek bleek al dat je na één prik 85 tot 95 procent minder kans hebt op een ziekenhuisopname. Dat zijn spectaculaire cijfers. Maar dan moet die eerste prik wel worden gezet. En met het tempo waarin het nu gaat in Nederland, lijkt het wel alsof ze er geen zin in hebben. Het is simpel, supply chain managers healthcare dedicated logistics met meer verstand van persmomenten dan van urgentie: de beste raad is op dit ogenblik GEEN voorraad. Vaccineren, pannenkoek!

Deze column is op donderdag 8 april uitgesproken op Omrop Fryslân Radio.