In mijn computer staat een mapje met foto’s die ik zelf van mijn tanden heb genomen. De eerste is van de dag voordat er een tand en een kies werden getrokken. Dan een van toen mijn beugel er net in zat. En daarna van elke keer dat ik naar de orthodontist ging. Je ziet hoe mijn tanden verschuiven. Een millimeter per maand, zei mijn orthodontist. Maar zeker in de eerste maanden ging het razendsnel.
Het gat dat ik beneden in het midden had, was na een half jaar nagenoeg dicht. Mijn boventanden kregen al snel zoveel ruimte, dat ze weer netjes naast elkaar konden staan, in plaats van voor elkaar langs. Elke vijf weken had ik een afspraak bij mijn orthodontist. Dan werden de slotjes van de beugel open gemaakt, en ging de stalen draad er uit. De orthodontist boog dan een nieuwe draad in een vorm, en die werd er dan weer in geklikt.
Dat was elke keer weer pijnlijk. Niet alleen in het begin; dat bleef zo tot een paar maanden geleden. Later kwamen er nieuwe pijnveroorzakers bij. Zoals een soortement kunststof kettinkje dat over de draad en de slotjes heen werd gespannen. En kleine ronde elastiekjes die ik zelf aan moest brengen tussen de bovenbeugel en de onderbeugel, bij mijn hoektanden. Of minuscuul kleine staaldraadjes die over de slotjes werden gespannen. Ze hebben een heel arsenaal aan martelwerktuigen, daar.
Tanden verschuiven langzaam. Dus vaak had ik het lange tijd niet door, maar dan was er ineens een realisatie voor de spiegel: verrek, ze staan recht! En ja, daar was het natuurlijk om begonnen, maar als het dan daadwerkelijk is te zien, is dat wel even een geluksmomentje. Mijn tanden hebben in mijn hele leven nog nooit recht gestaan. Na zes maanden hield ik al weer op met foto’s maken. Er gebeurde nog steeds veel aan de stand van de tanden, maar op de foto’s was het niet meer te zien.
De beugel was wel te zien. En ik kan je vertellen dat het een conversation piece is. Zoveel mensen die wilde weten hoe het is, en regelmatig mensen die het zelf ook overwogen. Ik moest af en toe denken aan de tijd dat ik motor reed; motorrijders groeten elkaar op de weg. Meestal met een opgestoken hand, soms met een knikje met de helm, of anders met het uit steken van een voet. Een soort verstandhouding met collega’s slash lotgenoten, een crew waar je automatisch bij hoort (zolang je geen automaat of driewieler rijdt). Met beugeldragers voelde het soms net zo, ‘hey, jij ook’. Dat is leuk. Het was waarschijnlijk nog leuker geweest als we niet driekwart van de tijd dat ik een beugel had nauwelijks iemand tegen kwamen omdat we in een lockdown zaten, natuurlijk.
In de zomer van 2020 wilde ik proberen of zoiets dan misschien ook werkt op dating apps. Ik plaatste een foto waar ik lachend op stond, en waar je dus mijn beugel zag. Er was een andere jongeman, niet ver uit de buurt, die dat ook had. En ja, dat leverde al een leuk gesprekje op; we wilden allebei zelf wel eens voelen hoe het is om met iemand te zoenen die een beugel heeft. Dat is er uiteindelijk niet van gekomen, maar grappig was het wel. Misschien moet ik die foto nog even toevoegen aan dat mapje op mijn computer.
In de laatste week dat ik een beugel droeg, schreef ik elke dag een blog over het dragen van een beugel als volwassene. Hier lees je het eerste blogje in de serie, en hier het volgende.