Omke Klaas Jellema is twee dagen geleden overleden. Een dierbare oom en een markante man die een bijzonder leven heeft geleid. Fries en man van de wereld, boerenzoon en ingenieur, gelovig en wichelroedeloper, ondeugend en warm.
Klaas Jellema was de oudste zoon van pake Botte, die boer was in de buurt van Sneek. Klaas ging niet op de boerderij werken, maar ging studeren, aan de Technische Universiteit in Delft.
Vervangende dienstplicht bracht ir. Klaas Jellema op het spoor van het ontwikkelingswerk, waar hij vijfendertig jaar van zijn leven aan besteedde. Hij werkte in Zambia, Malawi, Zimbabwe, Rwanda, Uganda, Sudan en Angola.
Zijn kinderen zijn in Afrika geboren, waaronder mijn neef, vriend, naam- en stadsgenoot Botte Jellema.
In de jaren ’80 en ’90 kwam om de twee jaar het hele gezin over naar Nederland. Ze bezochten familie en vrienden, en logeerden dan in de zomer in een oude stacaravan – het ‘wielenhuisje’ – op het erf van de boerderij van mijn ouders.
Het waren heerlijke zomers en ik keek er altijd naar uit om de familie weer te zien; de kinderen speelden allemaal instrumenten en vonden het fantastisch om op de boerderij te zijn. Moeder Marion als rustgevende rots in de branding en vader Klaas als vat vol verhalen, plagerijtjes, wijsheden en stiekem ook wat kattekwaad.
Voor mij, iemand die een beschermde opvoeding genoot op het Friese platteland, waren de verhalen van Klaas en zijn familie exotisch. Ik heb hem altijd gezien als een onwaarschijnlijke avonturier. En als iemand die altijd kritische vragen stelde, iemand met een groot rechtvaardigheidsgevoel.
Van het werk van Klaas en Marion werden we op de hoogte gehouden met rondzendbrieven, en af en toe een cassettebandje. Verhalen over met jeeps de jungle in trekken, over apen en bananenbomen in de tuin, over hulporganisaties; ik begreep daar toentertijd weinig van, maar de wichelroede zal ik niet vergeten.
In de genoemde Afrikaanse landen wist hij daarmee water te vinden, om er putten te slaan. In dat droge Afrika, dat ik van het journaal kende, vond mijn omke Klaas water! Magisch.
Klaas werkte ook in oorlogsgebieden. Ik hoorde de laatste jaren de verhalen met name van zijn zoon Botte. Het was een paar keer flink gevaarlijk. Dat heeft hij overleefd.
Maar toen hij na zijn pensionering weer in Friesland ging wonen, ging het niet goed.
Verschillende gemene ziektes sloopten langzaam zijn lichaam en geest. Ik zag hem nog slechts enkele keren, en soms belde hij me op. Door de medicatie en de ziekte lukte het niet altijd om een gesprek te voeren. Maar altijd was er nog die vonk, ergens, soms heel ver weg, maar toch.
Klaas en Marion werden in 2006 in hun gemeente Opsterland gehuldigd met een lintje: Lid in de Orde van Oranje Nassau. Klaas heeft over de hele wereld vrienden.
Zijn dochter Pleuntje schrijft op facebook: ‘He embraced all God’s people from every walk of life and his faith could be seen in a stubborn, passionate commitment to justice in every aspect of his life.’
Het is verdrietig dat hij niet in gezondheid ouder mocht worden. Ik bewaar bijzondere herinneringen aan Klaas Jellema. Ik heb altijd graag over hem verteld, en dat zal ik blijven doen.
Mijn tweede naam is Klaas, en ik ben trots op de man naar wie ik ben vernoemd.
Rêst sacht, leave omke.
Klaas en Marion hoorden tot de vele lerarenechtparen (onder de leraren veel Delftse ingenieurs, onder wie Klaas, en ook ik) die via Dienst Over Grenzen op een middelbare school in Zambia terechtkwamen. Mijn toenmalige vrouw (Corrie Bos) en ik hebben Klaas en Marion hebben Marion en Klaas goed gekend, en hen ook wel opgezocht in Feira, ver weg aan de Zambezi. Wij ‘zaten’ in Zambia van 1964 tot begin 1972. Later zijn we het contact verloren, maar ik denk met warmte en genegenheid aan hen terug. Heel bijzondere mensen. We hoorden soms iets over ‘de Jellema’s’ van Ans en Jan Jager. Eén van hun kinderen heet ook Botte. In 2003 heb ik samen met vrienden van de Werkgroep Zambia het fotoboek ‘Inside Zambia’ gemaakt. Ik zou dat graag aan Marion of de kinderen toesturen. Met vriendelijke groet, Tom & Irene Draisma
Beste Tom,
Bedankt voor uw terugblik en aanbod van het boek. Wij hebben het boek echter al – mooi hoor.
Aanstaande donderdag nemen we afscheid van papa om een uur in de Ontmoetingskerk in Gorredijk. Daarna wordt hij begraven in Scharnegoutum – at his ‘home’ as we would say in Africa.
M.vr.gr.
Jako
Joost Schaap belde: ”Klaas Jellema is stoarn”. Prompt gingen mijn gedachten naar de gereformeerde lager school in Scharnegoutum. Daar zaten in klas 1 bij juffrouw Wytzes o.a.: Klaas Jellema (17 april), Liesje Terpstra (31 mei), Freek Haan(12 juni), Arend Jellema(13 juni), Ina Bouma (13 juni), Jappie Hengst (25 juni). Er was nog geen kleuterschool, dus direct in klas 1 van de lagere school, waar nog lei en griffel in gebruik waren en leesboekjes met een verouderde spelling: mensch, visch. ’s Morgens begon juffrouw Wytzes met gebed, dan psalmzingen en daarna een bijbelvertelling en vervolgens rekenen, taal, lezen en schrijven. De leesmethode was die van Anne de Vries en Wietske Crans over An en Jan. Gezamenlijk dreunden we op: An en Jan, Jan en An, An en moe, moe en An enz. Wie bij rekenen zijn sommen klaar had, kon gaan tekenen. Ik herinner me nog hoe Klaas, Arend en ik, naast elkaar gezeten, bladzijden vol gevechtsvliegtuigen in actie hebben getekend. Blijkbaar een na-ijleffect van de oorlogsjaren en de oorlog die erop volgde in Nederlands-Indië. In klas 3 en 4 – de school kende combinatieklassen – kregen we daarover verhalen te horen van een oom van Klaas, meester Blom, die in Indië had gediend als luitenant. Nederlands-Indië werd ons zeer vertrouwd, we konden alle eilanden opdreunen en het was alsof we in de kampongs net zo thuis waren als in ons dorp. Pas veel later realiseerde ik me dat Nederlands-Indië al onafhankelijk was en Indonesië heette. Maar ach, de klas van Klaas werd toen nog opgevoed in de traditie van ‘Ferme jongens, stoere knapen, foei, hoe suffend staat gij daar’ en ‘Wien Neêrlands bloed door d’aderen vloeit, van God, Neêrland en Oranje en kerk, school en gezin. Geschiedenis was voor ons de Tachtigjarige oorlog, die we als ware monniken van slag tot slag optekenden, daarbij veel aandacht bestedend aan de initialen, verfraaid met allerlei kleuren inkt. Klaas was een rustige, bedachtzame, misschien zelfs wat verlegen, leerling. Maar wel een vlugge leerling, wat betekende dat hij, evenals Arend en ik, naar de 6b-klas van de Julianaschool in Sneek kon gaan, om daar klaargestoomd te worden voor het toelatingsexamen van het Bogerman lyceum. Maar al voor het toelatingsexamen scheidden onze wegen zich, Klaas en Arend maakten het lyceum af en gingen studeren in respectievelijk Delft en Wageningen. Daarna heb ik Klaas en zijn vrouw nog eens ontmoet ergens in de jaren tachtig, wonend in een caravan op het erf van zijn ouders. En nog later heb ik hem uitgenodigd om aan pabostudenten eens te vertellen over zijn werk in Afrika. We spraken af elkaar meer te ontmoeten, maar het is bij een telefoontje gebleven toen hij 65 werd. Jammer.