Eén keer per jaar overviel het me: hoe zou het met D’Angelo zijn? De man die ik in 2000 dat onvergetelijke optreden op North Sea Jazz zag geven.
Dan googlede ik hem, en kwam er achter dat zijn nieuwe album toch echt op het punt stond om uit te komen. Om er daarna een jaar niets meer over te horen. Of om te lezen dat hij was opgepakt voor drugsbezit, of zijn auto in de prak had gereden. Maar geen muziek.
Tot eind 2014 het er toch ineens was: Black Messiah. Het album oogstte meteen veel lof en werd ook veel besproken. Maar, dankzij mijn niet-aflatende D’Angelo-gegoogle, ontdekte ik in oktober al dat hij naar Paradiso zou komen om op te treden.
Ik smeet er meteen meer dan zeventig euro op stuk. En dat was maar goed ook. Want na de release van zijn album ging het hard met de kaarten – er kwamen twee extra concerten bij in Nederland en alles was in een mum van tijd uitverkocht. Gisteravond was het zo ver: het eerste concert van D’Angelo And The Vanguard in Paradiso, The Second Coming tour.
En het was briljant.
Meneer begon bijna een uur later dan de bedoeling was, maar dat waren we onderhand wel gewend. Daarna volgde een show die tweeëneenhalf uur zou duren, met twee toegiften die meer leken op een tweede en derde set – omdat ze ieder nog een half uur extra muziek waren.
Het gespeelde was een mix van Black Messiah en oudere hits, met een grote nadruk op het eerste. De setlist verschijnt vast hier nog wel. Bij beluistering van het album heb ik vaak gedacht: hoe zou hij dat in vredesnaam op het podium willen doen. Maar daar heeft hij zelf geen enkele moeite mee.
En dat zit ‘m vooral hier in: hij is een van de beste popmuzikanten op de wereld.
De stem van D’Angelo kan grommen, gillen, grunten, zonder dat zijn prachtige falset er onder lijdt. Hij kan funken, rocken, en daarna een gevoelige ballad inzetten en het is allemaal geloofwaardig en goed. De meester van de Neo-Soul doet dingen met zijn stem, dat ik dacht: jongen, je moet morgen nog een keer, en overmorgen weer, zou je dat nou wel… maar gelukkig wel.
Zijn timing is magistraal en de controle over zijn band is iets waar je alleen maar kippenvel van kan krijgen.
Het zegt net zoveel over de kwaliteiten van zijn muzikanten trouwens, maar als je je band in een dik funknummer in één klap stil kan leggen, en per maat met het opsteken van een aantal vingers het zelfde aantal accenten kan laten spelen in een razend tempo, en je doet dat niet twee of drie keer, maar dertig keer… en als je dan ter afsluiting in je microfoon roept ’twentyseven and a half’ en je hoort dan zevenentwintig en een half accent… ja. Diep respect.
D’Angelo speelde halverwege het optreden twee indrukwekkende nummers achter elkaar.
The Charade is het centrale nummer van Black Messiah, met de kernzin ‘All we wanted was a chance to talk, instead we got outlined in chalk‘; een aanklacht tegen de behandeling van zwarte mensen in Amerika. Zeer actueel geworden door de tragische gebeurtenissen in Ferguson, eind vorig jaar. D’Angelo speelde dat nummer met een opgeknoopte, bezoedelde, vermoeide Amerikaanse vlag op zijn rug. Een vuist in de lucht. Ingehouden gitaar, prachtige harmonieën, een verstikt afgebroken refrein… Dat zorgde voor kippenvel.
Het tweede nummer, meteen daar achteraan, was Sugah Daddy. Een funkfeestje, waarin D’Angelo laat zien dat hij Prince, Michael Jackson en James Brown naar de kroon steekt.
Het dak ging er af.
Vanuit de zaal was er grote waardering voor de muzikanten. Het mooist was dat te horen bij de afsluiter, een uitgesponnen versie van ‘Untitled (How Does It Feel)’, waarbij de muzikanten één voor één het podium verlaten. Op het laatst staan alleen D’Angelo en zijn oerdegelijke, trouwe maatje bassist Pino Palladino er nog. Palladino krijgt een moment om te soleren, en in de stilte roept iemand uit de zaal keihard “Pino we love you”, waarna heel Paradiso in juichen uitbarst en Pino een grote glimlach krijgt… prachtig.
Tweeëneenhalf uur heb ik in de muziek gezeten, niets leidde af.
De muzikanten van D’Angelo’s nieuwe band The Vanguard (met dus wel oude vertrouwde Palladino) speelden oerdegelijk, vrolijk, interessant, speels en betrouwbaar, het was een lust voor het oor.
En D’Angelo. Niet alleen heeft hij zich hernomen door na vijftien jaar een briljant album af te leveren, ook heeft hij zichzelf hervonden. Hij is inmiddels 41, en ziet er fantastisch uit.
Een glimlach zo breed als het podium van Paradiso, energiek alsof er nooit wat is gebeurd, een feestje bouwend, een boodschap verkondigend, controle hebbend, grappen makend, flirtend… en dan zo muzikaal zijn.
Magistraal.
nou, wat je zegt… legendarisch goed was het